zwier

als woordenboektrefwoord:

zwier:
m. opschik.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

zwier (zn) :
elegantie, gratie, cachet, zwierigheid, sierlijkheid
zwier (zn) :
draai, krul, zwaai, zwieper, zwenk
zwier (zn) :
tooi, opschik, élégance, schwung
zwier (zn) :
rol, boemel

als synoniem van een ander trefwoord:

elan (zn) :
strijdlust, vaart, gedrevenheid, enthousiasme, vuur, bevlieging, ijver, impuls, gloed, bezieling, vervoering, geestdrift, flair, zwier, begeestering, levendigheid
elegantie (zn) :
gratie, chic, zwier, élégance, zwierigheid, sierlijkheid, bevalligheid
draai (zn) :
bocht, kronkel, wending, ruk, zwaai, toer, draaiing, zwier, zwenking
zwaai (zn) :
slinger, schommeling, zwieper, zwier, zwenk, zwenking
losheid (zn) :
zwier, gemakkelijkheid
panache (zn) :
zwier, bravoure

woordverbanden van ‘zwier’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0019 c