toer

als woordenboektrefwoord:

toer:
m. (-en), rondreis ; wandelrit.
toer:
m. (-en), rij steken (breiwerk).
toer:
m. (-en), kunststuk,taak ; goocheltoer.
toer:
m. (-en), beurt.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

toer (zn) :
draai, slag, omwenteling, wenteling, draaiing
toer (zn) :
kunst, kunststuk, prestatie, hijs
toer (zn) :
rondreis, tocht, rondrit, tour
toer (zn) :
streek, kuur, gril, luim
toer (zn) :
klus, karwei, sjouw
toer (zn) :
truc, foefje
toer (zn) :
beurt

als synoniem van een ander trefwoord:

gril (zn) :
inval, bevlieging, bui, impuls, opwelling, fantasie, kuur, bokkensprong, rage, stuip, toer, frats, manie, grol, aandrift, luim, nuk, wispelturigheid, grilligheid, caprice
prestatie (zn) :
heldendaad, daad, werk, resultaat, stunt, verdienste, wapenfeit, verrichting, toer, krachttoer, tour de force, performatie, huzarenstukje, bravourestuk, exploot
tocht (zn) :
trek, wandeling, trip, fietstocht, reis, mars, expeditie, rit, weg, rondrit, excursie, rondgang, tournee, tour, toer, dagreis
truc (zn) :
streek, handigheid, kunstgreep, kneep, list, foefje, toer, trucage, foef, slimmigheidje
draai (zn) :
bocht, kronkel, wending, ruk, zwaai, toer, draaiing, zwier, zwenking
luim (zn) :
fantasie, kuur, kuren, toer, gril, fancy, nuk, wispelturigheid
foefje (zn) :
streek, handigheid, kunstgreep, truc, toer, slimmigheidje
slag (zn) :
draai, rotatie, omwenteling, wenteling, toer, aswenteling
omwenteling (zn) :
rotatie, toer, draaiing, ronddraaiing, omdraaiing
kuur (zn) :
kunst, toer, gril, frats, grol, nuk, luim
kunst (zn) :
behendigheid, kunststuk, toer
figuur (zn) :
toer, dansfiguur
tour (zn) :
kunstgreep, toer

woordverbanden van ‘toer’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c