deuk

als woordenboektrefwoord:

deuk:
v. (-en), door slag of stoot veroorzaakte holligheid in een effen oppervlak.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

deuk (zn) :
bluts, buts, indruk

als synoniem van een ander trefwoord:

slag (zn) :
bons, bots, coup, deuk, dof, dreun, floep, haal, houw, kap, klak, klap, klets, klop, knak, knal, knauw, kneep, knots, lap, lel, mep, mot, oorveeg, oorvijg, oplawaai, opstopper, pardaf, patat, pats, peer, pees, percussie, pets, plakkaat, plets, plof, rol, schot, smak, stamp, stomp, stoot, tik, veeg, weerbots, zweepslag
gezichtsverlies (zn) :
afgang, blamage, deuk, prestigeverlies, reputatieschade
bluts (zn) :
buil, buts, deuk, kneuzing
indruk (zn) :
afdruk, afdruksel, deuk
buts (zn) :
bluts, deuk

woordverbanden van ‘deuk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

deuk
knobbel

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c