Vertaling van 'brood' uit het Engels naar het Nederlands

brood (zn):
The young of an animal cared for at one time
nest, nageslacht, legsel, gebroed, uitbroeden, broeden, piekeren, broed, broedsel

brood (ww):
Sit on (eggs)
broeden

brood (ww):
Think moodily or anxiously about something
dubben

Via: Ensyns.nl

brood (zn):
nageslacht(en) —.
(en) —.
, broedsel(en) —., gebroed(en) —., legsel(en) —., maagschap(en) —., nest(en) —., sibbe(en) —., geboefte(fr) Race des hommes méprisables., gespuis(fr) Race des hommes méprisables.

brood (ww):
broeden(en) —.
(en) —.
(de) umgangssprachlich: über etwas angestrengt nachdenken.
(de) Zoologie: Eiern Wärme zuführen, um die Entwicklung des Nachwuchses zu gewährleisten.
(fr) Couvrir de son corps ses œufs pour entretenir la chaleur qui les fait éclore, en parlant des oiseaux.
(no) holde egg varmt.
(sv) ligga på ägg för att hålla dem varma.
(sv) hysa något i tankarna.
, uitbroeden(en) —.
(fi) lämmittää munia.
(no) holde egg varmt.
, behoeden(en) —., piekeren(en) —., peinzen(de) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken