instant (zn):
A particular point in time
poosje, tel, moment, ogenblik, stonde, tijd, tijdstip, ure, uur
instant (zn):
A very short time (as the time it takes the eye to blink or the heart to beat)
handomdraai, mum, moment, pols, flits
Via: Ensyns.nl
instant (bn):
ogenblikkelijk(en) —.
(en) —., onmiddelijk(en) —.
(de) nicht verzögert; ohne Verzögerung stattfindend., op handen zijnd(en) —., dreigend(en) —., dringend(en) —., kant-en-klaar(en) —., kortstondig(en) —., direct(de) nicht verzögert; ohne Verzögerung stattfindend.
instant (zn):
moment(en) —.
(en) —.
(es) [1] fracción muy breve de tiempo.
(fr) Point dans le temps.
(pt) (pequeno intervalo de tempo)., ogenblik(en) —.
(en) —.
(fr) Courte période.
(fr) Point dans le temps.
(pt) (pequeno intervalo de tempo)., poosje(en) —., tel(fr) Point dans le temps.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com