Vertaling van 'jaw' uit het Engels naar het Nederlands

jaw (zn):
The part of the skull of a vertebrate that frames the mouth and holds the teeth
kaak, kakement

jaw (zn):
The bones of the skull that frame the mouth and serve to open it; the bones that hold the teeth
kaak

jaw (ww):
Censure severely or angrily
schelden, op het matje roepen, berispen, aanrekenen, aantijgen, aanwrijven, imputeren, inwrijven, nadragen, verwijten

jaw (ww):
Talk incessantly and tiresomely
doordraven, doorslaan

jaw (ww):
Talk socially without exchanging too much information
pruttelen, babbelen, kletsen, zwetsen, chatten, chat

jaw (ww):
Chew (food); to bite and grind with the teeth
fijnkauwen, kauwen, malen

Via: Ensyns.nl

jaw (zn):
kaak(en) —.
(de) Anatomie: zum Kauen dienender knöcherner Teil des Gesichtschädels, Träger der Zähne.
(fi) kasvojen alin osa, jossa hampaat ovat kiinni, leukapari.
(ru) лицевая кость.
(sv) där tänderna sitter.
(tr) anatomi.
, bek(en) —.
(fr) Partie d’un étau.
, kim(tr) anatomi., kin(tr) anatomi., onderkaak(de) unterer, beweglicher Teil des Kiefers.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken