schelden

als woordenboektrefwoord:

schelden:
(schold, gescholden).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schelden (ww) :
uitvaren, vloeken, razen, tekeergaan, tieren, foeteren, schimpen
schelden (ww) :
uitschelden, uitmaken, uitfoeteren

als synoniem van een ander trefwoord:

razen (ww) :
uitvaren, schreeuwen, blaffen, schelden, opspelen, tekeergaan, tieren, bulderen, krijsen, woeden, ketteren, kafferen, fulmineren
uitvaren (ww) :
uitvallen, schreeuwen, donderen, schelden, razen, opspelen, tekeergaan, tieren, toornen, fulmineren
tieren (ww) :
uitvaren, schelden, razen, opspelen, tekeergaan, foeteren, ketteren, kafferen, briesen, fulmineren
kijven (ww) :
bekvechten, schelden, twisten, kibbelen, tekeergaan, kiften, haarplukken, hassebassen
jouwen (ww) :
schelden, joelen, schimpen
schimpen (ww) :
schelden, afgeven, honen
afgeven (ww) :
schelden, afkammen

woordverbanden van ‘schelden’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c