linger (ww):
Take one's time; proceed slowly
beiden, dralen, dreutelen, lijmen, lijntrekken, neutelen, talmen, teuten, treuzelen, tutten
linger (ww):
Be about
lanterfanten, afwachten, treuzelen, talmen, rondhangen, voortslepen
linger (ww):
Remain present although waning or gradually dying
treuzelen, aanslepen
Via: Ensyns.nl
linger (ww):
aanslepen(en) —., blijven hangen(en) —., talmen(en) —., treuzelen(en) —., weifelen(en) —., blijven(fr) S’arrêter assez longtemps en un lieu.
Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com