N.B. De resultaten hieronder komen van derde partijen. Zie ook resultaten uit onze eigen synoniemendatabank voor hebben.
hebben (ww):
bezitten(nl) —.
(en) have rightful possession of.
(pl) —., zwijnen(nl) —., zijn(en) auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses.
(en) engage in sexual intercourse with.
(en) to possess.
(fr) Pour marquer un passé récent.
(no) Som hjelpeverb., moeten(pl) —.
(pl) —.
(pl) —., èn(fr) Posséder.
(fr) Verbe auxiliaire., graag(en) to enjoy., houden van(en) to enjoy., leuk(en) to enjoy., lusten(en) to enjoy., maken(pl) —., vinden(en) to enjoy., zojuist(fr) Pour marquer un passé récent.
hebben (bn):
bekwaam(en) permitted to., de(en) permitted to., in staat(en) permitted to., mogelijkheid(en) permitted to., om(en) permitted to., te(en) permitted to.
hebben (vw):
maar(en) signifies a wish or desire for the present or the future., was het maar zo dat(en) signifies a wish or desire for the present or the future.
hebben (phraseologicalUnit):
maar(en) I would very much like that to be so., was het maar zo dat(en) I would very much like that to be so.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com