afgunst

als woordenboektrefwoord:

afgunst:
v. wangunst, nijd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

afgunst (zn) :
spijt, jaloezie, nijd, jaloersheid, na-ijver, wangunst

als synoniem van een ander trefwoord:

animositeit (zn) :
wrijving, afgunst, vijandigheid, verbittering, vijandschap, haat en nijd, hostiliteit, na-ijver
haat (zn) :
weerzin, afgunst, afkeer, wrok, vijandschap, nijd, vete, rancune, haatgevoelens, haatgevoel
jaloezie (zn) :
afgunst, rivaliteit, nijd, jaloersheid, kift, ijverzucht, naijver, kinnesinne
jaloersheid (zn) :
jaloezie, afgunst, nijd, ijverzucht, naijver, kinnesinne
bitterheid (zn) :
afgunst, wrangheid, scherpheid

woordverbanden van ‘afgunst’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het gevoel van spijt over het goede, waarin een ander zich verheugt. Naijver drukt dit het zachtst uit; het veronderstelt mededinging. Afgunst zegt alleen, dat men een ander, hetgeen hij meer bezit dan, of voorheeft boven iemand, niet gunt; wangunst en vooral nijd sluiten in, dat men hetgeen onze afgunst opwekt, zelf wenscht te bezitten, terwijl het geval zich kan voordoen, dat de zaak, waarom men een ander benijdt, den benijder geen voordeel aan zou brengen. Nijd geeft nog daarenboven te kennen, dat men den persoon, tegen wien men wangunst voedt, wegens zijn meerderen voorspoed een kwaad hart toedraagt. Jaloezie, een vreemd woord voor afgunst, wordt ook in de beteekenis van minnenijd gebruikt.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Leedgevoel over het geluk van anderen.

Naijver drukt dit het zachtst uit; het onderstelt dat men mededingers heeft, die men voorbij wil streven. In zijn naijver op den bijval, dien zijn kunstbroeders inoogstten, liet de clown zich tot een gevaarlijken sprong in den circus verleiden.

Afgunst duidt aan, dat men aan een ander niet gunt, wat hij bezit of ontvangt, terwijl wangunst bovendien te kennen geeft, dat men hetgeen een ander ten deel valt, zelf wenscht te bezitten, enkel en alleen, opdat hij het niet zal hebben.

Nijd is nog sterker dan wangunst; het wijst aan, dat iemands welvaart oorzaak is, dat men hem óók nog een kwaad hart toedraagt. (Vergelijk: broodnijd!)

Hoe hooger hij in de gunst des konings steeg, hoe meer hij daardoor de afgunst der andere hovelingen opwekte. Sterker zou in dezen zin nijd zijn, immers dan duidde men aan, dat de hovelingen hem ook vijandig gezind waren en hem misschien wel ten val zochten te brengen. Wangunst zou gebruikt moeten worden, als de hovelingen in zijn plaats wilden komen.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 56:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 109:

afgunst, nijd, wangunst

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c