zwellen

als woordenboektrefwoord:

zwellen:
(zwol, gezwollen), dik worden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

zwellen (ww) :
opbollen, opzetten, opzwellen, uitdijen, uitzetten
zwellen (ww) :
aanzwellen

als synoniem van een ander trefwoord:

opzetten (ww) :
aanzwellen, opblazen, opkomen, opzwellen, uitdijen, uitzetten, zwellen
wassen (ww) :
aangroeien, groeien, hoger komen, stijgen, tieren, toenemen, zwellen
uitdijen (ww) :
groeien, opzwellen, uitgroeien, uitzetten, zwellen
uitzetten (ww) :
opzetten, vergroten, verwijden, zwellen
oplopen (ww) :
opzetten, opzwellen, zwellen
oprijzen (ww) :
uitzetten, zwellen

woordverbanden van ‘zwellen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

In omvang toenemen. Bij uitzetten, opzetten en dijen is dit een gevolg van de normale werking van innerlijke krachten, bij zwellen een gevolg van inwendige of van uitwendige oorzaken (b.v. door vocht) of van abnormale werking van innerlijke krachten. Het brood dijt in den oven. Ontkiemend graan, ontkiemende boonen dijen. IJzer zet zich uit. De zeilen van een schip zwellen. Waterzucht doet de menschelijke ledematen zwellen. De knoppen der boomen zwellen in het voorjaar. Een opgezet gezicht. Het opzetten van het gewei van een hert.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 63:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 386:

zwellen, uitzetten

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

zwellen
slinken

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c