opkomen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

opkomen (ww) :
groeien, klimmen, omhooggaan, omhoogkomen, ontspruiten, ontstaan, opgroeien, oprijzen, opschieten, opstijgen, opvaren, opzetten, overeind komen, rijzen, stijgen, toenemen, uitkomen, uitlopen, uitschieten, verrijzen, voortkomen, voortspruiten
opkomen (ww) :
op het toneel komen, op het toneel verschijnen, opdagen, opduiken, opstaan, tevoorschijn komen, tevoorschijn treden, verschijnen, voor de dag komen, voor de dag treden
opkomen (ww) :
in opkomst zijn, in opmars zijn, in zwang komen, ingang vinden, opgang maken, opgeld doen
opkomen (ww) :
kanten, keren, opnemen, verdedigen, weren
opkomen (ww) :
bovenkomen, opborrelen, opwellen
opkomen (ww) :
opgaan

als synoniem van een ander trefwoord:

toenemen (ww) :
aangroeien, aanwakkeren, aanwassen, aanzwellen, beginnen op te zetten, groeien, klimmen, lengen, meerderen, omhooggaan, omhoogkomen, opgaan, opkomen, oplopen, opsteken, rijzen, stijgen, uitdijen, vergroten, verhevigen, verhogen, vermeerderen, versterken, wassen, zich uitbreiden
groeien (ww) :
aangroeien, aanwassen, grootgroeien, meerderen, omhooggaan, ontwikkelen, opkomen, opschieten, opzwellen, rijpen, schieten, stijgen, toenemen, vermeerderen, wassen, zich uitbreiden
stijgen (ww) :
aangroeien, aantrekken, aanwassen, groeien, klimmen, meerderen, omhooggaan, omhoogkomen, opgaan, opklimmen, opkomen, oplopen, rijzen, toenemen, vermeerderen, wassen
ontstaan (ww) :
beginnen, ontspringen, ontspruiten, opkomen, tot stand komen, voortkomen, voortspruiten, worden, zich ontspinnen, zich ontwikkelen, zich vormen
verschijnen (ww) :
aan het licht komen, opdoemen, opduiken, opkomen, optreden, tevoorschijn komen, uitkomen, voor de dag komen, zich openbaren, zichtbaar worden
opduiken (ww) :
bovenkomen, opdagen, opkomen, oprijzen, verschijnen, voordoen, zich vertonen, zich voordoen
uitkomen (ww) :
ontkiemen, ontluiken, ontspruiten, opkomen, uitbotten, uitlopen, uitspruiten
opgaan (ww) :
beklimmen, bestijgen, omhooggaan, opklimmen, opkomen, oplopen, opstijgen
opzetten (ww) :
aanzwellen, opblazen, opkomen, opzwellen, uitdijen, uitzetten, zwellen
uitlopen (ww) :
botten, opkomen, spruiten, uitbotten, uitschieten, uitspruiten
opstaan (ww) :
opkomen, verrijzen, verschijnen, zich vertonen
schieten (ww) :
bloeien, groeien, opkomen, opschieten, uitlopen
rijzen (ww) :
ontstaan, opkomen, zich voordoen
opschieten (ww) :
opkomen, verrijzen
oprijzen (ww) :
ontstaan, opkomen
rijzen (ww) :
opgaan, opkomen
entree (zn) :
binnenkomst, inkom, intrede, opkomen, opkomst

woordverbanden van ‘opkomen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Weder tot gezondheid komen. Beteren is van een slechten toestand langzaam in een goeden komen. Bekomen, en evenzoo bijkomen, wordt gebezigd van een schrik, eene flauwte, enz. Herstellen ziet op het terug krijgen der verloren krachten, en het weder in den vorigen staat van gezondheid komen. Opkomen is het herstellen uit eene zware ziekte, waar groot gevaar bij was. De beteekenis dezer woorden kan overigens blijken uit den volgenden zin: Sinds hij van zijne laatste flauwte bekomen is, betert de zieke van dag tot dag, zoodat er gegronde hoop bestaat, dat hij er van zal opkomen, ofschoon het nog lang duren kan, eer hij hersteld is. Ik begin nu pas te bekomen van dat schrikken. In de lucht kwamen allen, die flauw gevallen waren, spoedig bij.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 265:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c