Vertaling van 'ability' uit het Engels naar het Nederlands

ability (zn):
The quality of being able to perform; a quality that permits or facilitates achievement or accomplishment
talent, geschiktheid, vaardigheid, bekwaamheid, begaafdheid, kunnen, macht, potentie, vermogen

ability (zn):
Possession of the qualities (especially mental qualities) required to do something or get something done
kunnen, macht, potentie

Via: Ensyns.nl

ability (zn):
bekwaamheid(en) —.
(de) die angeborene oder erworbene Eigenschaft, zu etwas imstande zu sein.
(sv) det att vara skicklig.
, vaardigheid(en) —.
(fr) Caractère de ce qui est adroit.
(sv) det att vara skicklig.
, begaafdheid(en) —., geschiktheid(en) —., talent(en) —., vermogen(en) —., bedrevenheid(fr) Caractère de ce qui est adroit., capaciteit(fr) Pouvoir de réaliser ou de produire quelque chose., competentie(de) die angeborene oder erworbene Eigenschaft, zu etwas imstande zu sein., handigheid(fr) Caractère de ce qui est adroit., kunde(sv) det att vara skicklig., slag(fr) Caractère de ce qui est adroit., vlugheid(fr) Caractère de ce qui est adroit.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken