kunnen

als woordenboektrefwoord:

kunnen:
(kon of konde, gekund), in staat zijn iets te doen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kunnen (ww) :
bij machte zijn, in staat zijn, vermogen, weten te
kunnen (ww) :
mogen
kunnen (zn) :
faculteit, macht, potentie, vermogen

als synoniem van een ander trefwoord:

beheersen (ww) :
bedwingen, breidelen, in de hand hebben, inhouden, kennen, kunnen, machtig zijn, meester zijn, onder de knie hebben
gaan (ww) :
kunnen, gelukken, geraken, lukken, mogelijk zijn, passen, willen
lukken (ww) :
klaarspelen, kunnen, maken, matsen, slagen, voor elkaar krijgen
weten (ww) :
kunnen, lukken, realiseren, slagen
vermogen (ww) :
bij machte zijn, kunnen
bestaan (ww) :
kunnen, mogelijk zijn
willen (ww) :
kunnen, gaan, lukken
mogen (ww) :
kunnen, vermogen
opgaan (ww) :
kloppen, kunnen
vaardigheid (zn) :
bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, ervaring, gemak, geoefendheid, habiliteit, handigheid, kunnen, routine, verworvenheid, vingervaardigheid, vlotheid
macht (zn) :
autoriteit, bedwang, beheersing, bevoegdheid, controle, kunnen, vermogen, zeggenschap
gave (zn) :
aanleg, begaafdheid, begiftiging, kunnen, predispositie, talent, vermogen
potentie (zn) :
kunnen, macht, mogelijkheid, vermogen
vermogen (zn) :
kunnen

woordverbanden van ‘kunnen’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c