exit (zn):
An opening that permits escape or release
stopcontact, uitgang
exit (ww):
Pass from physical life and lose all bodily attributes and functions necessary to sustain life
de pijp aan Maarten geven, vergaan, omkomen, creperen, doodgaan, expireren, heengaan, inslapen, insluimeren, kapotgaan, ontslapen, overlijden, peigeren, sterven, verrekken, verscheiden, versmachten
Via: Ensyns.nl
exit (zn):
uitgang(en) —.
(en) —.
(ca) Zona que permet l'accés a l'exterior.
(ca) Zona que permet l'accés a l'exterior.
(fi) kulkureitin kohta, paikka, josta mennään ulos.
(fr) Action de sortir..
(fr) Issue, endroit par où l’on sort..
(pl) —., afrit(en) —.
(de) von einer Autobahn wegführende Straße; Ausfahrt.
(de) Stelle, an der man etwas fahrend verlassen kann.
(pl) —., afslag(de) Stelle, an der man etwas fahrend verlassen kann.
exit (ww):
uitgaan(en) —., vertrekken(en) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com