Vertaling van 'stuff' uit het Engels naar het Nederlands

stuff (zn):
Miscellaneous unspecified objects
bul, bullen, spul, spullen, spulletjes

stuff (zn):
Senseless talk
flauwe kul, apekool, beuzelarij, bullshit, dwaasheid, flauwekul, gebeuzel, gekakel, gekkenpraat, geklets, gekwek, gelul, geneuzel, geouwehoer, geraaskal, gewauwel, gezwam, gezwets, klets, kletskoek, kletspraat, kolder, kul, kwatsch, kwezelarij, larie, lariekoek, leuterkoek, leuterpraat, lulkoek, nonsens, onzin, quatsch, shit, wijvenpraat, zever, zottenpraat

stuff (zn):
The tangible substance that goes into the makeup of a physical object
stof, waar, goedje, spul, materiaal

stuff (ww):
Treat with grease, fill, and prepare for mounting
opzetten, prepareren

stuff (ww):
Overeat or eat immodestly; make a pig of oneself
te veel eten, toegeeflijk, schrokken, overeten, brassen, schransen

stuff (ww):
Cram into a cavity
volproppen

stuff (ww):
Press or force
induwen, inschuiven

Via: Ensyns.nl

N.B.: Er zijn geen WikiWoordenboek-resultaten omdat de Dbnary-server niet of niet op tijd heeft geantwoord.