Vertaling van 'travel' uit het Engels naar het Nederlands

travel (zn):
The act of going from one place to another
reis

travel (ww):
Change location; move, travel, or proceed, also metaphorically
verplaatsen, gaan

travel (ww):
Undertake a journey or trip
reis, reizen, trekken

travel (ww):
Travel from place to place, as for the purpose of finding work, preaching, or acting as a judge
bereizen

Via: Ensyns.nl

travel (ww):
reizen(en) —.
(en) —.
(de) sich von einem Ort zum nächsten bewegen.
(fi) tehdä matka, mennä matkalle jonnekin.
(no) forflytte seg fra ett sted til et annet.
(pt) (ir de um lugar para outro).
(sv) förflytta sig mellan platser.
, bereizen(en) —., verplaatsen(en) —., lopen(el) πηγαίνω.
(de) einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen.
(es) —.
, rijden(el) πηγαίνω.
(lt) lt.
(pl) —.
, varen(el) πηγαίνω.
(pl) —.
, gaan(el) πηγαίνω., karren(el) πηγαίνω., trekken(de) einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen., zwemmen(pl) —.

travel (bn):
reis(pl) —.

travel (zn):
reis(en) —.
(de) Fortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort.
(lt) kelionė.
(pl) —.
(sv) förflyttning.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken

Dankzij donaties zie je op deze en volgende pagina's geen advertenties.

Wist je dat synoniemen.net een eenmansproject is? Door te doneren help je bij het voortbestaan en om advertenties hier helemaal overbodig te maken.