praat

als woordenboektrefwoord:

praat:
m. het praten ; gebabbel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

praat (zn) :
onzin, praatje, gepraat, taal, prietpraat
praat (zn) :
ophef, praats, aanmatiging
praat (zn) :
klap, klets, gepraat
praat (zn) :
gesprek, praten

als synoniem van een ander trefwoord:

onzin (zn) :
kletspraat, waanzin, praat, gelul, dwaasheid, kletskoek, nonsens, gekkenwerk, lulkoek, larie, idioterie, quatsch, zotternij, zotteklap
praatje (zn) :
roddel, smoes, gerucht, verzinsel, uitvlucht, praat, geroddel, vertelsel, verhaaltje
taal (zn) :
spraak, praat, stem, tong, woordgebruik, taaluiting, spraakvermogen
praatje (zn) :
gerucht, praat, geklets
klets (zn) :
klap, praat

woordverbanden van ‘praat’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord / zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c