Vertaling van 'abide' uit het Engels naar het Nederlands

abide (ww):
Put up with something or somebody unpleasant
doormaken, doorstaan, dragen, dulden, gedogen, getroosten, harden, incasseren, kampen, velen, verdragen, verduren

abide (ww):
Dwell
verdragen, ondergaan, afwachten, wonen, huizen, verblijven

Via: Ensyns.nl

N.B.: Er zijn geen WikiWoordenboek-resultaten omdat de Dbnary-server niet of niet op tijd heeft geantwoord.