surpass (ww):
Be or do something to a greater degree
overtreffen, overklassen, overtroeven
surpass (ww):
Move past
langskomen, overdrijven, overtrekken, passeren, voorbijgaan, voorbijkomen, voorbijtrekken
surpass (ww):
Distinguish oneself
uitmunten, uitblinken, onderscheiden
Via: Ensyns.nl
surpass (ww):
overtreffen(en) —.
(fr) Surmonter en mérite, valoir mieux, de quelque manière que ce soit.
(fr) (Sens figuré) Être au-dessus de.
(fr) Dépasser les attentes.
(sv) vara överlägsen, vara bättre än., overstijgen(en) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com