afwerpen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

afwerpen (ww) :
afschudden, afdoen, afgooien, neerwerpen, afsmijten
afwerpen (ww) :
opleveren, voortbrengen, produceren, opbrengen

als synoniem van een ander trefwoord:

afdoen (ww) :
afleggen, afzetten, afbinden, afwerpen, afgooien
afstoten (ww) :
afwerpen, wegstoten
afschuiven (ww) :
afzetten, afwerpen
droppen (ww) :
afwerpen

woordverbanden van ‘afwerpen’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het zich ontdoen van kleedingstukken of sieraden. Afleggen verschilt hierin van afdoen, dat het onderstelt dat het afdoen met zorg geschiedt, en dat het afgedane behoorlijk wordt weggelegd. Bij uitbreiding ook: voor goed ter zijde leggen, om het niet weer aan te doen. Figuurlijk wordt het ook gebezigd van hoedanigheden, gezindheden, enz. Zijne kroon afleggen; wrok, haat, angst, rouw, droefheid afleggen. Afwerpen staat tegenover aandoen; uitschieten en uittrekken tegenover aanschieten en aantrekken; zie bij aandoen.

afschudden, afwerpen

Zich van een last ontdoen. Overdrachtelijk worden beide woorden gebezigd in den zin van zich van dienstbaarheid of afhankelijkheid bevrijden. Afschudden is sterker dan afwerpen, daar het insluit, dat voor de bevrijding inspanning noodig is. Op het bericht van Napoleons beslissende nederlaag bij Leipzig maakten alle door hem geknevelde volken zich gereed het juk der dienstbaarheid af te schudden. Zij wierpen het Spaansche juk af en maakten gemeene zaak met de opstandelingen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 129:

afschudden, afwerpen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0178 nc