baar

als woordenboektrefwoord:

baar:
v. (baren), golf.
baar:
v. (baren), draagwerktuig.
baar:
v. (baren), staaf goud of zilver.
baar:
m. (baren), Europeaan die voor 't eerst in O. I. komt; nieuweling.
baar:
bn. open, ruw.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

baar (zn) :
brood, stang, balk, staaf
baar (zn) :
draagbaar, lijkbaar
baar (zn) :
nieuweling
baar (zn) :
pecuniair
baar (zn) :
golven
baar (zn) :
golf
baar (bn) :
klinkklaar
baar (bn) :
baarlijk
baar (bn) :
contant

als synoniem van een ander trefwoord:

nieuweling (zn) :
beginner, nieuwkomer, groentje, beginneling, debutant, rekruut, baar, novice, aankomeling, noviet, neofiet
stang (zn) :
stok, staaf, tralie, roede, baar, spijl, dwarslat, steng
draagbaar (zn) :
brancard, baar
golf (zn) :
baar
klinkklaar (bn) :
puur, baar

woordverbanden van ‘baar’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

baar, golf

De voorbijgaande verheffing van de oppervlakte van het water door zijne beweging veroorzaakt. Golf is de algemeene benaming. Baar is meer deftig, en wordt vooral gebruikt om de groote golven der hooge zee aan te duiden.

baar, staaf

Metaal in een langwerpigen vorm. Voor kostbare metalen, die in zulk eene gedaante gegoten zijn, gebruikt men haar: eene haar goud, eene baar zilver; voor andere, die door smeden in dien vorm gebracht zijn, bezigt men staaf. Eene staaf ijzer.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 181:

baar, branding

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 180:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 181:

baar, staaf

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord / werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c