bijten

als woordenboektrefwoord:

bijten:
(boet, gebeten), happen.
bijten:
(bijtte, gebijt), een bijt hakken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bijten (ww) :
prikken, irriteren, branden, invreten
bijten (ww) :
kauwen, happen

als synoniem van een ander trefwoord:

invreten (ww) :
bijten, aantasten, wegvreten, inkankeren, corroderen
steken (ww) :
prikken, bijten, prikkelen, pijn doen, bijsteken
prikken (ww) :
bijten, irriteren, prikkelen, steken, netelen
snerpen (ww) :
bijten, snijden, steken, striemen, schrijnen
branden (ww) :
prikken, bijten, gloeien, steken, blaken
kauwen (ww) :
knabbelen, bijten, knagen, knauwen
happen (ww) :
bijten, snappen, snakken

woordverbanden van ‘bijten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

bijten:
kluiven
knagen:
bijten, kluiven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 316:

knauwen, kauwen, bijten

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c