snijden

als woordenboektrefwoord:

snijden:
(sneed, gesneden).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

snijden (ww) :
knippen, afsnijden, graveren, kerven, couperen, stuksnijden, japen, griffen
snijden (ww) :
afzetten, bedonderen
snijden (ww) :
striemen, snerpen
snijden (ww) :
uitsnijden
snijden (ww) :
castreren
snijden (ww) :
kruisen
snijden (ww) :
mengen

als synoniem van een ander trefwoord:

kerven (ww) :
hakken, snijden, insnijden, inkrassen, inkepen
snerpen (ww) :
bijten, snijden, steken, striemen, schrijnen
griffen (ww) :
snijden, graveren, inkrassen
knippen (ww) :
snoeien, snijden, inkorten
couperen (ww) :
afsnijden, snijden
maaien (ww) :
afsnijden, snijden
scheuren (ww) :
snijden

woordverbanden van ‘snijden’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 169:

snijden, houwen, steken

woorden met een verwante vorm:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c