hopen

als woordenboektrefwoord:

hopen:
(gehoopt), opstapelen.
hopen:
(gehoopt), hoop koesteren.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hopen (ww) :
verwachten, willen, vertrouwen, wensen, rekenen op, uitzien, verhopen

als synoniem van een ander trefwoord:

vertrouwen (ww) :
bouwen, hopen, rekenen, steunen op, geloven, afgaan op, accrediteren, zich verlaten op, ervan uitgaan, betrouwen
verwachten (ww) :
denken, aannemen, hopen, vermoeden, vertrouwen op, rekenen op, rekening houden met, bevroeden, verhopen
wensen (ww) :
verwachten, nastreven, hopen, hunkeren

woordverbanden van ‘hopen’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

hopen, wensen

Wenschen is het uiten van een verlangen naar, hopen het met zekere mate van vertrouwen verwachten van iets goeds of begeerlijks. Ik wenschte rijk te zijn om veel te kunnen reizen, maar ik hoop nog eens zooveel over te sparen, dat ik een reisje naar Italië kan doen. Vgl. begeeren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 259:

hopen, hoop, wensen, wens

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

hopen
wanhopen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c