jerk (zn):
A sudden abrupt pull
ruk
jerk (zn):
An abrupt spasmodic movement
schok
jerk (zn):
A dull stupid fatuous person
piemel, lul, sukkel, appelflap, augurk, dodo, dombo, domoor, drol, droplul, druiloor, eend, eendvogel, ei, eikel, ezel, ezelskop, ezelsveulen, flapdrol, gehaktbal, hals, hansworst, ignorant, kalf, kalfskop, kloris, koe, kuiken, kwezel, leeghoofd, minkukel, nitwit, oelewapper, oen, oetlul, onbenul, rund, schaapskop, slaapkop, stomkop, stommeling, stommerd, stommerik, sufferd, sufkont, sufkop, uil, uilebal, uilenbal, uilskuiken, waterhoofd, weetniet
jerk (ww):
Pull, or move with a sudden movement
een ruk geven, sjorren
Via: Ensyns.nl
jerk (zn):
klojo(en) —.
(fr) Personne stupide.
(fr) Personne stupide., ruk(en) —.
(fi) fysiikka., droplul(en) —., lul(en) —., tic(en) —., zak(en) —., klootzak(pt) (besta, paspalhão, imbecil, idiota).
(sv) person som beter sig mycket illa., idioot(fi) tyhmänä pidetty henkilö; myös haukkumasana., nar(de) Gaukler und Spaßmacher an einem Fürstenhof oder komische Figur im Theater.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com