Vertaling van 'wait' uit het Engels naar het Nederlands

wait (zn):
Time during which some action is awaited
oponthoud, uitstel, vertraging

wait (zn):
The act of waiting (remaining inactive in one place while expecting something)
afwachten, wachten, bedienen, wacht

wait (ww):
Stay in one place and anticipate or expect something
wachten

wait (ww):
Wait before acting
wachten

wait (ww):
Look forward to the probable occurrence of
liggen, klaarliggen, afwachten, opwachten, verbeiden, verwachten, wachten

wait (ww):
Serve as a waiter or waitress in a restaurant
afwachten, bedienen

Via: Ensyns.nl

wait (ww):
wachten(en) —.
(de) intransitiv: Zeit verstreichen lassen beziehungsweise untätig sein, bis ein bestimmter Zustand eintrifft.
(ca) Estar pendent.
(fr) Différer une action jusqu’à une limite temporelle.
(fr) Rester où l’on est pour la venue de qqchose ou de qqun.
(fr) Être prêt pour une action.
(pt) (aguardar).
(es) —.
(sv) avstå från att göra något under en viss tid.
(no) avstå fra å gjøre noe for en viss tid.
(pl) —.
, afwachten(en) —., bedienen(en) —., verwachten(fi) pysyä jossakin, kunnes jokin tapahtuu.
(fi) olla varautunut jonkin tuloon tai tapahtumiseen.
(pt) (aguardar).
, op(sv) avstå från att göra något under en viss tid., te wachten staan(pt) (aguardar).

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken