chef

als woordenboektrefwoord:

chef:
m. (-s), hoofd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

chef (zn) :
baas, eigenaar, hoofd, hoofdman, leider, overste, patroon, superieur, verantwoordelijke

als synoniem van een ander trefwoord:

leider (zn) :
aanvoerder, aanvoerster, baas, bestuurder, bonze, captain, chef, cheffin, directeur, gids, hoofd, hoofdman, leader, leidersfiguur, leidsman, leidster, machthebber, manager, meester, meesteres, opzichter, verantwoordelijke, vlagvoerder, voorganger, voorman, voorzitter
hoofd (zn) :
aanvoerder, aanvoerster, baas, bestuurder, bureauchef, chef, cheffin, directeur, directrice, kopstuk, leider, leidster, opperhoofd, oudste, principaal, topfiguur, topman, topvrouw, overste, voornaamste, voorzitter, voorzitster
baas (zn) :
aanvoerder, bezitter, bollebof, boss, chef, directeur, eigenaar, gezagvoerder, gids, heerser, hoofd, leider, meerdere, meester, patron, patroon, superieur, verantwoordelijke
aanvoerder (zn) :
bevelhebber, captain, chef, commandant, gezagvoerder, hoofd, hoofdman, kopman, leider, opperhoofd, princeps, veldheer
commandant (zn) :
aanvoerder, bevelhebber, chef, gezagvoerder, groepscommandant
principaal (zn) :
chef, hoofd, lastgever, patroon, superieur
overste (zn) :
chef, directeur, meerdere, superieur
superieur (zn) :
chef, meerdere, overste, principaal
patroon (zn) :
baas, chef, patron, toeziener

woordverbanden van ‘chef’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iemand die boven anderen staat, en als meerdere te bevelen heeft. Het bijna uitsluitend in dichterlijken stijl gebruikelijke gebieder en het meer gewone heer komen ook voor in den zin van heerscher; het laatste ook in de beteekenis van meerdere door beschaving. In deze gevallen zijn zij natuurlijk niet synoniem met baas en meester. Voor zoover zij hiermee synoniem zijn wordt het bijna geheel ongebruikelijke gebieder gezegd van hem, aan wien wij ons geheel hebben overgegeven, van wiens wil wij ons voikomen afhankelijk stellen, terwijl heer vooral gebruikt wordt in de uitdrukking heer des huizes, en om iemand aan te duiden, die door anderen gediend wordt: niemand kan twee heeren dienen; de koetsier en de huis knecht zijn met hun heer op reis geweest. Meester, als synoniem van heer, schijnt behalve meerderheid in uiterlijken staat, ook nog eene zedelijke of verstandelijke meerderheid in te sluiten, terwijl van heer dit laatste niet gezegd kan worden. Hij is mijn heer en meester is dus niet geheel en al eene tautologische uitdrukking. Baas en meester, van ambachtslieden gebezigd, verschillen hierin, dat baas de naam. is, die de verhouding van iemand als hoofd eener zaak in tegenoverstelling van de knechts aanduidt, terwijl meester de titel of benaming is, die iemand als meerdere, of als ervaren in een vak aanwijst. Tegenover baas staat knecht, tegenover meester staat leerling. Meester Smid. Hij is een baas, die met twintig knechts werkt. Patroon is de naam, die in sommige bedrijven door de ondergeschikten aan hun hoofd of chef gegeven wordt. Vooral is dit het geval in winkels en op handelskantoren. Naast patroon wordt zeer veel chef gehoord.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

chef
ondergeschikte

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c