Vertaling van 'drive' uit het Engels naar het Nederlands

drive (zn):
The act of applying force to propel something
drijfkracht, por, stoot, stuwing, stuwkracht

drive (zn):
A journey in a vehicle (usually an automobile)
autorit, lift, rit, rondrit, sightseeing, toer

drive (zn):
The act of driving a herd of animals overland
inrit, oprit

drive (zn):
Hitting a golf ball off of a tee with a driver
campagne

drive (zn):
A series of actions advancing a principle or tending toward a particular end
doel, aanleiding, reden, kruistocht

drive (zn):
A wide scenic road planted with trees
Parkway, middenberm

drive (zn):
A mechanism by which force or power is transmitted in a machine
aandrijfmechanisme, aandrijving, drijfwerk, transmissie

drive (zn):
A road leading up to a private house
pad, oprijlaan

drive (ww):
Move into a desired direction of discourse
jagen, drijven

drive (ww):
Cause to move back by force or influence
afstoten, terugdrijven, terugdringen, terugduwen, terugslaan

drive (ww):
Push, propel, or press with force
drijven, slaan

drive (ww):
Operate or control a vehicle
besturen, chaufferen

Via: Ensyns.nl

drive (zn):
dreef(en) —.
(en) —.
, drijven(en) —.
(en) —.
, aandrijving(en) —., drift(en) —., drijfveer(en) —., motivatie(en) —., oprijlaan(en) —., oprit(en) —., rit(en) —., weg(en) —., levendigheid(fr) Ardeur à faire quelque chose., opgewektheid(fr) Ardeur à faire quelque chose., reisje(sv) (generellt) färd., toerental(de) —., trip(sv) (generellt) färd., uitstapje(sv) (generellt) färd., vaart(fr) Ardeur à faire quelque chose., zin(fr) Ardeur à faire quelque chose.

drive (ww):
rijden(en) —.
(en) —.
(en) —.
(el) πηγαίνω.
(fi) hätistellä.
(fi) kuljettaa kulkuneuvoa.
(lt) lt.
(pl) —.
(pl) —.
(sv) framföra fordon.
(pl) —.
, drijven(en) —.
(en) —.
(en) —.
(en) —.
, besturen(en) —.
(ca) 1,2.
(pl) —.
, aandrijven(en) —., indrijven(en) —., maken(en) —., motiveren(en) —., voortdrijven(en) —., aansporen(de) jemanden dazu motivieren, etwas zu tun., gaan(el) πηγαίνω., karren(el) πηγαίνω., lopen(el) πηγαίνω., opjagen(pl) —., sturen(fr) Piloter un véhicule., stuwen(de) Personen oder Tiere dazu bringen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen., varen(el) πηγαίνω., vervoeren(pl) —.

cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken