jagen
als woordenboektrefwoord:
- jagen:
- (gejaagd), op de jacht zijn.
- jagen:
- (jaagde, joeg, gejaagd), vooruitdrijven ; jachten.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
- jagen (ww):
- aandrijven, drijven, jachten, opjagen, verdrijven, voortdrijven
- jagen (ww):
- haasten, racen, rennen
- jagen (ww):
- palpiteren, slaan
- jagen (ww):
- najagen, streven
- jagen (ww):
- razen, snellen
als synoniem van een ander trefwoord:
- snellen (ww) :
- hardlopen, ijlen, jagen, racen, rennen, reppen, spoeden, stormen, stuiven, vliegen, zich haasten, zich spoeden
- slaan (ww) :
- bonken, bonzen, jagen, kloppen, palpiteren, pulseren, rikketikken, tikken, trommelen
- streven (ww) :
- aspireren, beogen, beproeven, dingen, jagen, najagen, nastreven, trachten, viseren
- rennen (ww) :
- draven, hardlopen, hollen, jagen, koersen, racen, runnen, snellen, stuiven
- schieten (ww) :
- de trekker overhalen, jagen, knallen, kogelen, paffen, vuren
- haasten (ww) :
- ijlen, jagen, jakkeren, opschieten, reppen, snellen, spoeden
- bonzen (ww) :
- jagen, kloppen, tekeergaan
- drijven (ww) :
- jagen, opdrijven
woordverbanden van ‘jagen’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
- drijven:
- jagen, voortduwen, aanmoedigen
- haasten:
- spoeden, snellen, ijlen, reppen, voortmaken, drijven, jagen, jachten, jakkeren
- jagen:
- drijven, haasten
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908)*:
- in hedendaagse spelling:
- drijven, jagen
Drijven — jagen. Door aanzetten in beweging brengen. Jagen ziet op eene snelle beweging en veronderstelt, dat men de dieren te bestemder plaatse krijgt door ze bang te maken; drijven geschiedt kalmer. Men drijft vee naar de markt, maar jaagt kippen uit den tuin.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in overige bronnen*:
- in hedendaagse spelling:
- begeren, willen, verstaan, wensen, verlangen, reikhalzen, trek hebben, lust hebben, zin hebben, haken, hijgen, smachten, vlammen, jagen, trachten, zuchten, zwoegen, schreeuwen, hunkeren, jeuken
BEGEEREN, WILLEN, VERSTAAN, WENSCHEN, VERLANGEN, REIKHALZEN, TREK HEBBEN, LUST HEBBEN, ZIN HEBBEN, HAKEN, HIJGEN, SMACHTEN, VLAMMEN, JAGEN, TRACHTEN, ZUCHTEN, ZWOEGEN, SCHREEUWEN, HUNKEREN, JEUKEN
bron: Gerbrand Bruining - Nederduitsche synonymen (1836), band 1, bladzijde 109.
- in hedendaagse spelling:
- drijven, jagen
DRIJVEN, JAGEN
bron: Weiland & Landré - Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, bladzijde 115.
- in hedendaagse spelling:
- ritten, rennen, rossen, rijden, mennen, jagen, galopperen, draven, doorslaan
RITTEN, RENNEN, ROSSEN, RIJDEN, MENNEN, JAGEN, GALOPPEREN, DRAVEN, DOORSLAAN
bron: Gerbrand Bruining - Nederduitsche synonymen (1836), band 2, bladzijde 148.
* De spelling in deze bronnen kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
- zie ook:
- erdoor jagen
bij andere sites: