rijden

als woordenboektrefwoord:

rijden:
(reed, gereden).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

rijden (ww) :
voeren, sturen, besturen, bollen, karren, mennen, chaufferen
rijden (ww) :
vervoeren
rijden (ww) :
schaatsen
rijden (ww) :
berijden

als synoniem van een ander trefwoord:

gaan (ww) :
handelen, reizen, trekken, komen, fietsen, inslaan, lopen, keren, koersen, bewegen, varen, rijden, kenteren, zich voortbewegen, zich bewegen, zich begeven, tiegen, doorreizen, tijgen
besturen (ww) :
behandelen, bedienen, navigeren, dirigeren, rijden, geleiden, loodsen, bestieren, manoeuvreren
rollen (ww) :
vallen, tuimelen, kegelen, rijden, bollen, wentelen, mieteren, kogelen, verrollen, voortrollen
jakkeren (ww) :
scheuren, racen, drijven, rijden, opdrijven, voortjagen
voeren (ww) :
trekken, besturen, rijden, leiden, geleiden, mennen
bollen (ww) :
rijden
fietsen (ww) :
rijden

woordverbanden van ‘rijden’ grafisch weergegeven

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 148:

woorden met een verwante vorm:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c