lopen

als woordenboektrefwoord:

lopen:
(liep, gelopen), te voet ergens heen gaan.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

lopen (ww) :
aanhouden, blijven, continueren, doorlopen, doorgaan, staan, stabiliseren, verlopen, vervolgen, verdergaan, voortgaan, zich ontwikkelen, zich voortzetten
lopen (ww) :
benen, gaan, ijsberen, kuieren, marcheren, pikkelen, schrijden, slenteren, stappen, stiefelen, treden, voortbewegen, wandelen, zich begeven
lopen (ww) :
draaien, functioneren, gaan, in bedrijf zijn, marcheren, werken
lopen (ww) :
hardlopen, hollen, rennen, snellen
lopen (ww) :
stromen, vloeien, wateren
lopen (ww) :
bestaan, zich vertonen
lopen (ww) :
deelnemen aan, volgen
lopen (ww) :
belanden, geraken
lopen (ww) :
leiden, voeren
lopen (ww) :
gelegen zijn
lopen (ww) :
gaande zijn
lopen (ww) :
vastlopen
lopen (ww) :
rouleren
lopen (ww) :
naderen

als synoniem van een ander trefwoord:

gaan (ww) :
bewegen, doorreizen, fietsen, handelen, inslaan, kenteren, keren, koersen, komen, lopen, reizen, rijden, tiegen, tijgen, trekken, varen, zich begeven, zich bewegen, zich voortbewegen
verlopen (ww) :
gaan, gebeuren, lopen, marcheren, verglijden, verkeren, verstrijken, vervlieden, vervliegen, voorbijgaan, voorbijvliegen, voortschrijden, zich ontwikkelen, zijn beloop krijgen
wandelen (ww) :
een blokje om gaan, een luchtje scheppen, een wandeling maken, flaneren, kuieren, lopen, zich vertreden
werken (ww) :
aan staan, doen, draaien, functioneren, gaan, lopen, marcheren, opereren
stappen (ww) :
benen, lopen, schrijden, stevenen, stiefelen, trappen, treden
functioneren (ww) :
draaien, in bedrijf zijn, lopen, opereren, werken
draaien (ww) :
functioneren, in bedrijf zijn, lopen, werken
marcheren (ww) :
functioneren, gaan, lopen, vorderen, werken
vloeien (ww) :
biggelen, golven, lekken, lopen, stromen
gaan (ww) :
functioneren, lopen, marcheren, werken
pikkelen (ww) :
doorlopen, doorstappen, gaan, lopen
treden (ww) :
gaan, komen, lopen, stappen, trappen
tuinen (ww) :
benen, lopen, stappen, struinen
voeren (ww) :
gaan, lopen
reiken (ww) :
lopen

woordverbanden van ‘lopen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Zich te voet voortbewegen. Wanneer loopen tegenover gaan wordt gesteld, dan geeft het eerste te kennen, dat de beweging met zekere snelheid of haast plaats heeft. Men gaat met negotie langs de deur. Men loopt iemand tegen het lijf. Bij uitbreiding drukt gaan ook uit eene plaatsverandering, zonder daarbij bepaald aan beweging met de voeten te denken; bij loopen is dit laatste altijd het geval. Hij gaat met den trein naar Leiden, zijn broeder zal dien weg loopend afleggen. Wandelen en kuieren geven eene zeer langzame beweging te kennen, tot uitspanning of voor de gezondheid, dikwijls zonder een bepaald doel.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 181:

gaan, lopen, wandelen

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c