say (zn):
The chance to speak
beslissingsbevoegdheid, inspraak, medezeggenschap
say (ww):
Give instructions to or direct somebody to do something with authority
bevelen
say (ww):
Express a supposition
vermoeden, veronderstellen, aannemen
say (ww):
Report or maintain
aanvoeren, pretenderen, beweren, stellen
say (ww):
Have or contain a certain wording or form
zeggen, opgeven, opzeggen, luiden, staan
Via: Ensyns.nl
say (ww):
zeggen(en) —.
(en) —.
(en) —.
(ca) Expressar-se amb el llenguatge.
(de) bestimmte Worte sprechen (mit direkter oder indirekter Rede verwendet).
(fr) Exprimer par la parole.
(fr) Énoncer par écrit.
(fi) lausua ääneen.
(ru) произнести.
(pl) —.
(pl) —.
(pl) —.
(sv) säga.
(ru) донести мысль., opgeven(en) —.
(en) —.
(fr) Exprimer par la parole.
(fr) Énoncer par écrit., opzeggen(en) —.
(en) —., laten wij zeggen(en) —., luiden(en) —., staan(en) —., spreken(de) etwas sagen, Sprache von sich geben.
(de) bestimmte Worte sprechen (mit direkter oder indirekter Rede verwendet).
(ru) произносить слова., praten(de) etwas sagen, Sprache von sich geben., vertellen(pl) —.
say (zn):
zeggenschap(en) —., zegje(en) —., deelnemen(es) —., inspraak(es) —., medezeggenschap(es) —., meedoen(es) —.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com