beweren

als woordenboektrefwoord:

beweren:
(beweerd), staande houden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

beweren (ww) :
staande houden, betogen, stellen, verklaren, zeggen, volhouden, getuigen, claimen, betuigen, suggereren, pretenderen, voorgeven, voorwenden

als synoniem van een ander trefwoord:

verklaren (ww) :
beweren, stellen, verzekeren, uiteenzetten, zeggen, uitspreken, getuigen, declareren, openbaren, aangeven, deponeren, betuigen, ontvouwen, bekendmaken, pretenderen, expliciteren, veropenbaren, uiteendoen, exponeren, attesteren
zeggen (ww) :
opzeggen, vertellen, beweren, aankondigen, uitdrukken, inbrengen, verkondigen, opmerken, verklaren, verwoorden, uitspreken, spreken, uiten, uitbrengen, vermelden, meedelen
betuigen (ww) :
beweren, verzekeren, plechtig verzekeren, te kennen geven, protesteren, verklaren, plechtig verklaren, uitspreken, getuigen, declareren, een getuigschrift geven
stellen (ww) :
beweren, betogen, verklaren, zeggen, volhouden, voorleggen, poneren, postuleren
suggereren (ww) :
voorstellen, beweren, inbrengen, volhouden, aandragen, opperen
getuigen (ww) :
beweren, verklaren, bevestigen, deponeren, attesteren
pretenderen (ww) :
beweren, doen alsof, veinzen, voorgeven, voorwenden
poneren (ww) :
beweren, aanvoeren, stellen, aandragen, postuleren
willen (ww) :
beweren, bedoelen
claimen (ww) :
beweren

woordverbanden van ‘beweren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iets beweren is eene stelling opperen; iets staande houden of volhouden beteekent eene stelling, ondanks de tegenspraak, die zij vindt, handhaven, Zeg wat ge wilt, ik blijf niettemin staande houden, dat de invoering van den leerplicht een noodzakelijke maatregel is.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Deze woorden worden gebruikt om aan te duiden, dat men twijfelt aan de waarheid, van hetgeen een ander zegt.

Beweren geeft alleen den blooten twijfel te kennen; het beweerde kan wel waar zijn, maar het moet nog nader bewezen of aangetoond worden; zoolang het bewijs niet is geleverd, kan men het beweerde nog niet als waarheid aannemen. Hij beweert, dat hij in een half uur van Baarn naar Amersfoort kan fietsen (d.w.z. ik beschouw het wel niet als onmogelijk, maar gelooven doe ik het nog niet, vóórdat hij dien rit van 12 K.M. in een half uur gedaan heeft). De dagbladen beweren, dat de vrede gisteren geteekend is (d.w.z. men twijfelt aan de waarheid, zoolang nadere bewijzen nog ontbreken).

Voorgeven drukt uit, dat men alle reden heeft om aan de waarheid van iemands woorden te twijfelen; het is dus zoo goed als zeker, dat hij onwaarheid spreekt. Zij gaf voor, hoofdpijn te hebben en mij daarom niet te kunnen ontvangen.

Zegt men van iemand, dat hij iets voorwendt, dan geeft men te kennen, dat hij opzettelijk een leugen bezigt, om een of ander doel te bereiken; hetgeen voorgewend wordt, is dus beslist een leugen. Zij wendde hoofdpijn voor, teneinde mij niet behoeven te ontvangen.

Beweren onderstelt dus, dat de waarheid van 't beweerde mogelijk is, voorgeven, dat de waarheid sterk betwijfeld mag worden en voorwenden, dat de waarheid geheel buitengesloten is.

<hr>

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 350:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 277:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

beweren
loochenen, ontkennen, tegenspreken

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0023 c