urge (zn):
An instinctive motive
drang
urge (zn):
A strong restless desire
drang, aanvechting
urge (ww):
Force or impel in an indicated direction
aandrijven, aanjagen, aanmanen, aanporren, aansporen, aanzetten, drijven, dringen, instigeren, manen, opjagen, opjuinen, opjutten, opporren, pramen, pressen, zetten
urge (ww):
Push for something
pleiten, aanraden, adviseren, raden
Via: Ensyns.nl
urge (ww):
aansporen(en) —.
(de) jemanden dazu motivieren, etwas zu tun.
(fr) (Transitif) engager fortement, inciter quelqu’un., duwen(en) —.
(de) jemanden zu einer Handlung bewegen, die er nicht ausführen möchte.
(de) körperlich, mit Kraft: jemanden an einen Ort bewegen, ohne dass er es will., aandringen(en) —.
(pl) —., aanzetten(en) —.
(fr) (Transitif) engager fortement, inciter quelqu’un., provoceren(en) —., aanmanen(de) an eine Verpflichtung oder Schuld erinnern.
(de) —., dringen(de) jemanden zu einer Handlung bewegen, die er nicht ausführen möchte.
(de) körperlich, mit Kraft: jemanden an einen Ort bewegen, ohne dass er es will., aandrijven(fr) (Transitif) engager fortement, inciter quelqu’un., bezweren(de) jemanden dringend um etwas bitten.
urge (zn):
drang(en) —.
(fr) Envie immodérée., aandrang(en) —., aandrift(en) —., kriebel(fr) Envie immodérée., neiging(fr) Envie immodérée., zin(fr) Envie immodérée.
cached Via: Dbnary en WikiWoordenboeken
Via: Memodata.com