heten

als woordenboektrefwoord:

heten:
(heette, geheet), heet maken.
heten:
(heette, geheten), noemen; genoemd worden ; gebieden.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

heten (ww) :
betitelen, kwalificeren
heten (ww) :
genoemd worden
heten (ww) :
heet maken
heten (ww) :
noemen

als synoniem van een ander trefwoord:

kwalificeren (ww) :
aanduiden, benoemen, bestempelen, betitelen, heten, karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, noemen, rubriceren, typeren
noemen (ww) :
heten

woordverbanden van ‘heten’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iemand zijn wil te kennen geven. Bevelen is eigenlijk iemand iets toevertrouwen, iets opdragen, doch thans meer: iemand, hetzij met of zonder recht, zeggen wat men wil, dat hij zal doen. Gebieden is als machthebber spreken en bevelen wat er gedaan moet worden; wie gebiedt verwacht onvoorwaardelijk gehoorzamen. Gelasten sluit een last of eene opdracht in. Hiervoor werd vroeger meer, thans minder, ook heeten gebruikt. Ik gebied u te zwijgen. Ik gelast u, hem daarvan onmiddellijk te verwittigen.

heten, noemen

Heeten is een naam hebben of geven; noemen bij name aanwijzen; in het gebruik wordt echter alleen in bepaalde tegenstelling verschil tusschen beide woorden gemaakt. Omdat men mij met mijn broer verwart, noemt men mij dikwijls Jan, maar ik heet eigenlijk Piet. Hoe heet men hem ook wel in de wandeling? Hoe heette de opvolger van Otto II; hoe noemde men Otto I, immers ook wel Otto den grooten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 185:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 241:

heten, noemen

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c