lijs

als woordenboektrefwoord:

lijs:
m. en v. (lijzen), talmer, treuzel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

lijs (zn) :
slungel, sukkel

als synoniem van een ander trefwoord:

sukkel (zn) :
bloed, bonhomme, cretin, debiel, domkop, domoor, druiloor, dwaas, dwaze, ei, ezel, idioot, imbeciel, klungel, kluns, knoeier, kruk, lijs, loser, mislukkeling, nul, oen, onnozelaar, peer, prutser, schaap, schapenkop, schlemiel, sloeber, stakker, stomkop, stommeling, stommerd, stommerik, stumperd, stuntel, sufferd, sukkelaar, sul, treuzelaar, uilskuiken, ziel, zot, zwakzinnige
luierik (zn) :
lamzak, lijs, luiaard, luilak, luiwammes, slome

woordverbanden van ‘lijs’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0041 c