schier

als woordenboektrefwoord:

schier:
bw. bijna.
schier:
bn. bedorven (van eieren).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord:

bijkans (bn) :
bijna, haast, vrijwel, nagenoeg, zowat, schier, welhaast, temet
bijna (bw) :
amper, bij, haast, vrijwel, praktisch, zo goed als, nagenoeg, zowat, quasi, schier, bijkans, welhaast, temet

woordverbanden van ‘schier’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

bijna:
bijkans, schier, haast, nagenoeg (niet: welhaast)
schier:
bijna

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Deze woorden of uitdrukkingen drukken een zeer klein verschil van hoedanigheid of van wijze uit. Bijkans, bijna, haast, schier, nagenoeg, geven te kennen, dat ergens niet veel aan ontbreekt, of dat iets gebeurd zou zijn, als de omstandigheden maar een klein weinigje anders waren geweest. Omtrent, omstreeks, om en bij, ongeveer, ten naastebij, geven te kennen, dat de mededeeling of opgave niet nauwkeurig is, 't zij te groot, te hoog, te lang enz. 't zij te klein, te laag, te kort enz. Ik ben met mijn werk haast (bijkans, bijna, nagenoeg) gereed: ik heb het zoo goed als af. Hij is schier van alles ontbloot: hij bezit zoo goed als niets meer. Hij is ongeveer (omtrent) 60 jaar: hij is diep in de vijftig, niet ver van de zestig, wellicht er over. Hij is omstreeks zestig jaar: hij kan ook negenenvijftig of éénenzestig zijn.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 226:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0018 c