bij

als woordenboektrefwoord:

bij:
v. (-en), zeker insect.
bij:
vz. bn. nabij.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bij (vz) :
erbij, naast, nabij, vlakbij
bij (vz) :
gedurende, onder, tijdens
bij (vz) :
dicht bij, rond, vlak bij
bij (bn) :
bij bewustzijn, bij kennis, bijgekomen, wakker
bij (bn) :
bij de pinken, pienter, slim, snugger
bij (bn) :
bijgehouden, up-to-date
bij (zn) :
bie, dar, honingbij, werkbij, werkster

als synoniem van een ander trefwoord:

naast (vz) :
bezijden, bij, dichtbij, langs, nabij, neven, nevens, opzij van
gedurende (vz) :
bij, binst, hangende, onder, staande, tijdens
nabij (vz) :
bij, na, omstreeks, omtrent
met (vz) :
bij, onder, per
up-to-date (bn) :
actueel, bij, bijdetijds, bijgewerkt, ververst
present (bn) :
bij, nuchter
bijna (bw) :
amper, bij, bijkans, haast, nagenoeg, praktisch, quasi, schier, temet, vrijwel, welhaast, zo goed als, zowat
onder (bw) :
bij
honingbij (zn) :
bij

woordverbanden van ‘bij’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Bij is in de nabijheid van. Naast en nevens drukken onmiddellijke nabijheid uit. Hij zat bij mij (in mijne buurt). Hij zat nevens, naast mij (aan mijne zijde). Naast geeft de nabijheid van plaats aan, nevens bovendien de gelijkheid in rang.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 361:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c