slepen

als woordenboektrefwoord:

slepen:
(gesleept), gesleept worden.
slepen:
(gesleept), voorttrekken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

slepen (ww) :
trekken, meeslepen, sleuren, zeulen, voorttrekken, voortslepen, slieren, boegseren
slepen (ww) :
verlopen, voortsudderen
slepen (ww) :
traineren, voortslepen
slepen (ww) :
binnenslepen
slepen (ww) :
sjouwen
slepen (ww) :
helpen

als synoniem van een ander trefwoord:

trekken (ww) :
halen, uithalen, rukken, slepen, uittrekken, sleuren, sjorren, voorttrekken, meetrekken
meeslepen (ww) :
meenemen, meesleuren, slepen, meebrengen, sleuren, meekrijgen, leuren, entraineren
slieren (ww) :
glijden, slingeren, slepen, glibberen, sleuren, traineren
sjorren (ww) :
trekken, sjouwen, dragen, slepen
sleuren (ww) :
slepen, meeslepen
traineren (ww) :
slepen

woordverbanden van ‘slepen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0037 c