uithalen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

uithalen (ww) :

trekken, afhalen, weghalen, uitnemen, uittrekken, uitrukken, rooien, wieden, afrukken, benemen, ontrukken, lostrekken

uithalen (ww) :

schoonmaken, leeghalen, uitsteken, putten, opruimen, uitruimen, onttrekken, uitbaggeren, ledigen, uitkrabben, puren

uithalen (ww) :

uitvoeren, doen, flikken, uitspoken, uitvreten, uitrichten

uithalen (ww) :

maaien, krabben, slaan, schoppen

uithalen (ww) :

aanvallen, uitvallen, opspelen

uithalen (ww) :

uitspreken, spreken

uithalen (ww) :

helpen, baten

uithalen (ww) :

uitsparen

uithalen (ww) :

uitwijken

als synoniem van een ander trefwoord:

slaan (ww) :

treffen, knallen, uithalen, stoten, vechten, stompen, meppen, mishandelen, rammen, raken, timmeren, smakken, klappen geven, beuken, straffen, hameren, stampen, neuken, knuppelen, turven, hengsten, afranselen, afrossen, kwakken, ranselen, kastijden, keilen, geselen, houwen, kleunen, petsen, op de broek geven, pekken, rammeien

uitdoen (ww) :

uithalen, afnemen, uitschakelen, uitdraaien, uitmaken, afdoen, uitnemen, afzetten, uittrekken, uitdoven

trekken (ww) :

halen, uithalen, rukken, slepen, uittrekken, sleuren, sjorren, voorttrekken, meetrekken

uittrekken (ww) :

uithalen, trekken, aftrekken, uitrukken, extraheren, lostrekken

uitrichten (ww) :

uitvoeren, uithalen, doen, bewerken, uitspoken

afrukken (ww) :

uithalen, afscheuren, uittrekken, wegrukken

rooien (ww) :

uithalen, kappen, uitdoen, roden

uitsteken (ww) :

uithalen, uitspoken, uitvreten

uitvoeren (ww) :

uithalen, uitspoken, uitvreten

doen (ww) :

uithalen, uitwerken, wekken

uitvreten (ww) :

uithalen, uitspoken

uitzetten (ww) :

uithalen, uitspoken

spreken (ww) :

uithalen, blaffen

flikken (ww) :

uithalen, maken

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 219:

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites: