raken
als woordenboektrefwoord:
- raken:
- (geraakt), treffen ; bereiken.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
- raken (ww):
- aandoen, aangrijpen, frapperen, meeslepen, ontroeren, roeren, toucheren
- raken (ww):
- aanraken, aantikken, beroeren, roeren, toucheren, treffen
- raken (ww):
- geraken tot, grenzen aan, reiken tot
- raken (ww):
- beuken, slaan, stoten
- raken (ww):
- aangaan, betreffen
- raken (ww):
- belanden, geraken
als synoniem van een ander trefwoord:
- slaan (ww) :
- afranselen, afrossen, beuken, geselen, hameren, hengsten, houwen, kastijden, keilen, klappen geven, kleunen, knallen, knuppelen, kwakken, meppen, mishandelen, neuken, op de broek geven, pekken, petsen, raken, rammeien, rammen, ranselen, smakken, stampen, stompen, stoten, straffen, timmeren, treffen, turven, uithalen, vechten
- beledigen (ww) :
- affronteren, beschimpen, grieven, honen, krenken, kwetsen, met voeten treden, raken, schenden, schofferen, smaden, toucheren, uitschelden
- aantasten (ww) :
- aanvreten, bederven, benadelen, beschadigen, deren, havenen, ondergraven, ondermijnen, raken, schaden, schenden
- aandoen (ww) :
- aangrijpen, beroeren, emotioneren, ontroeren, raken, roeren, toucheren, treffen, vertederen
- gelden (ww) :
- aanbelangen, aangaan, betreffen, doelen op, heersen, meespelen, raken, spelen
- bewegen (ww) :
- aandoen, aangrijpen, beroeren, ontroeren, raken, roeren, treffen
- aankomen (ww) :
- aanraken, beroeren, raken, toucheren, zitten aan, aantikken
- roeren (ww) :
- aandoen, ontroeren, raken, toucheren, treffen, vermurwen
- betreffen (ww) :
- aanbelangen, aangaan, gelden, raken, slaan op, treffen
- aangaan (ww) :
- aanbelangen, bekommeren, betreffen, gelden, raken
- grijpen (ww) :
- aanrijden, meesleuren, raken, scheppen
- schieten (ww) :
- doodschieten, raken, treffen, vangen
- aankomen (ww) :
- inslaan, neerkomen, raken, treffen
- toucheren (ww) :
- aanraken, raken, roeren, treffen
- treffen (ww) :
- aanslaan, raken, slaan
- aantikken (ww) :
- aanraken, raken
- grenzen (ww) :
- raken
woordverbanden van ‘raken’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
- betreffen:
- gelden, raken, aangaan
- gelden:
- rekenen, meerekenen, meetellen, betreffen, aangaan, raken
- raken:
- gelden
- raken:
- treffen
- treffen:
- raken, aandoen, aangrijpen, roeren, schokken, overkomen, gebeuren
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908)*:
- in hedendaagse spelling:
- aanbelangen, belangen, aangaan, betreffen, raken
Aanbelangen — belangen — aangaan — betreffen — raken. De beide eerste woorden zijn alleen in den 3den persoon enkelv. tegenw. tijd in gebruik na de woorden wat, zoover en zooveel. Zij zijn deftiger dan aangaan en betreffen, en drukken meer uit, dat een of ander belang of voordeel met de zaak gemoeid is. Wat mij aanbelangt, kunt ge uw gang gaan. Tusschen betreffen en aangaan bestaat geen verschil, dan alleen dat met aangaan het denkbeeld van persoonlijke deelneming verbonden is. Dat betreft u niet, d. i. de zaak is niet gezegd of gedaan met het oog op u; dat gaat u niet aan, gij hebt geen reden om u de zaak aan te trekken, uw belang is er niet mede gemoeid. Gemeenzamer en dikwijls met eene bijgedachte van toorn, is raken: Wat raakt u dat? In een ontkennenden zin is het zelfs plat. Dat raakt u niet.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922)*:
- in hedendaagse spelling:
- betreffen, raken, aangaan
210. Betreffen — raken — aangaan.
Met iets te maken hebben.
Aangaan onderstelt, dat ons belang er mee gemoeid is, evengoed als van een ander. Wacht, ik zal goed luisteren, want wat de spreker daar zegt, gaat ook mij aan. — Loop maar door, het gaat jou niet aan. — Betreffen is als 't ware meer een treffen, een mikken, een raken op iemand, al schijnen ook anderen bedoeld: Die vermaning betreft mij. (Wat de spreker daar zegt, gaat niet anderen aan, maar bepaaldelijk mij; hij vermaant mij persoonlijk, al zegt hij het niet uitdrukkelijk.) Raken is de platte uitdrukking voor aangaan: Raakt jou dat? Dat raakt je niet.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in overige bronnen*:
- in hedendaagse spelling:
- aandoen, ontroeren, ontzetten, treffen, raken
AANDOEN, ONTROEREN, ONTZETTEN, TREFFEN, RAKEN
bron: Weiland & Landré - Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, bladzijde 12.
- in hedendaagse spelling:
- deel, onderdeel, smaldeel, gedeelte, aandeel, aangelegenheid, aanbelang, belangen, betreffen, raken, aangan
DEEL, ONDERDEEL, SMALDEEL, GEDEELTE, AANDEEL, AANGELEGENHEID, AANBELANG, BELANGEN, BETREFFEN, RAKEN, AANGAN
bron: Gerbrand Bruining - Nederduitsche synonymen (1836), band 2, bladzijde 10.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
- raken ≠
- missen
- zie ook:
- achterop raken, bedreven raken, het spoor bijster raken, in brand raken, in de versukkeling raken, in verwachting raken, kwijt raken, niet raken, verdoold raken, verzeild raken, vol raken, raak
bij andere sites: