grijpen

als woordenboektrefwoord:

grijpen:
(greep, gegrepen), vatten; plaats grijpen, voorvallen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

grijpen (ww) :
aanpakken, aanvatten, beetpakken, nemen, omklemmen, omvatten, pakken, vastgrijpen, vatten
grijpen (ww) :
aanrijden, meesleuren, raken, scheppen
grijpen (ww) :
graaien, tasten, woelen
grijpen (ww) :
vangen

als synoniem van een ander trefwoord:

houden (ww) :
afstoppen, bedwingen, beethouden, grijpen, handhaven, pakken, stoppen, stuiten, tegenhouden, terughouden, vastgrijpen, vasthouden
opdoen (ww) :
behalen, grijpen, innemen, krijgen, meekrijgen, op de kop tikken, oplopen, oppikken, vatten, verkrijgen, verwerven
nemen (ww) :
aangrijpen, beetnemen, beetpakken, graaien, grijpen, grissen, pakken, pikken, snappen, vastgrijpen, vatten
pakken (ww) :
aannemen, aanvatten, beetpakken, grijpen, nemen, opnemen, vastnemen, vatten
beetpakken (ww) :
aangrijpen, aanpakken, aanvatten, grijpen, omklemmen, vastgrijpen, vatten
aanpakken (ww) :
aanvatten, beetpakken, beroeren, grijpen, overnemen, vastpakken
aanvatten (ww) :
aanpakken, beetpakken, grijpen, nemen, vastpakken
scheppen (ww) :
graven, grijpen, halen, opdoen, opscheppen, putten
vatten (ww) :
aanpakken, beetpakken, grijpen, vastpakken
vangen (ww) :
bemachtigen, buitmaken, grijpen, opvangen
graaien (ww) :
grabbelen, grijpen, grissen, klauwen
snappen (ww) :
betrappen, grijpen, pakken, vangen
beetnemen (ww) :
beetpakken, grijpen, vastpakken
tasten (ww) :
grijpen, reiken, vastnemen
grabbelen (ww) :
graaien, grijpen
halen (ww) :
grijpen, pakken
plukken (ww) :
grijpen, tillen

woordverbanden van ‘grijpen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

bemachtigen:
vermeesteren, toeëigenen, nemen, grijpen, pakken, stelen (niet: bemeesteren)
grijpen:
pakken, vatten, vangen, gevangennemen, aantasten, graaien, grissen
pakken:
grijpen
vangen:
grijpen
vatten:
grijpen

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

grijpen, pakken, vangen, vatten

Iets 'met de hand bemachtigen. Vangen onderstelt, dat men op het voorwerp jacht heeft gemaakt; vatten en pakken, welk laatste woord meer in de spreek- dan in de schrijftaal gebruikt wordt, zien meer op de daad van het bemachtigen; grijpen onderstelt, dat men er zich van meester maakt door eene snelle beweging. Men vangt visschen en vogels met netten. Een dief wordt gegrepen, gevat en gepakt. De moeder val het kind bij de hand om het te beveiligen. Hij pakt wat hij krijgen kan. In hare ontsteltenis greep zij mij plotseling bij den arm.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 222:

grijpen, vangen, vatten

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c