nemen

als woordenboektrefwoord:

nemen:
(nam, genomen).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nemen (ww) :
pikken, pakken, grijpen, vastgrijpen, beetpakken, snappen, aangrijpen, beetnemen, graaien, vatten, grissen
nemen (ww) :
pakken, aanschaffen, verwerven, bemachtigen, wegnemen, bietsen, toe-eigenen, ontfutselen
nemen (ww) :
pikken, accepteren, aanvaarden, aanpakken, innen
nemen (ww) :
naaien, neuken, beminnen
nemen (ww) :
nuttigen, gebruiken
nemen (ww) :
misleiden

als synoniem van een ander trefwoord:

vrijen (ww) :
naaien, pakken, wippen, rammen, nemen, pompen, poepen, knuffelen, bibberen, liefhebben, bonken, flikflooien, palen, neuken, bijslapen, beminnen, pezen, soppen, ketsen, seks hebben, rollebollen, fokken, vogelen, liefkozen, bonzen, seksen, emmeren, kieren, kroelen, minnen, vozen, rampetampen, tortelen, dreutelen, minnekozen, kezen, flensen, coïteren, bedvogelen, fleppen, geslachtsgemeenschap hebben, de geslachtsdaad verrichten, figuurzagen, cohabiteren
neuken (ww) :
naaien, pakken, wippen, rammen, nemen, pompen, poepen, vrijen, bibberen, van bil gaan, bonken, palen, bijslapen, naar bed gaan met, slapen met, beminnen, pezen, soppen, ketsen, rollebollen, vogelen, seksen, emmeren, kieren, minnen, vozen, rampetampen, poken, dreutelen, kezen, flensen, coïteren, een beurt geven, de geslachtsdaad verrichten, cohabiteren, geslachtsgemeenschap hebben, het doen, een punt zetten, fleppen
ontnemen (ww) :
beroven, afnemen, nemen, afpakken, terugnemen, afzetten, wegnemen, onttrekken, onteigenen, uitdoen, benemen, depriveren
krijgen (ww) :
behalen, ontvangen, verkrijgen, nemen, verwerven, in ontvangst nemen, oplopen, cadeau krijgen, bekomen, opdoen
aanvaarden (ww) :
erkennen, pikken, aannemen, slikken, nemen, berusten, geloven, accepteren, vreten, zich schikken in
dulden (ww) :
ondergaan, verdragen, nemen, uithouden, doorstaan, lijden, uitstaan, dragen, verduren, tolereren
tolereren (ww) :
verdragen, toelaten, nemen, goedkeuren, toestaan, verduren, velen, doorlaten, dulden, gedogen
grijpen (ww) :
pakken, nemen, vastgrijpen, beetpakken, aanpakken, omvatten, omklemmen, vatten, aanvatten
gebruiken (ww) :
pakken, nuttigen, nemen, eten, drinken, consumeren, innemen, verorberen, tot zich nemen
pakken (ww) :
opnemen, aannemen, nemen, grijpen, beetpakken, vatten, vastnemen, aanvatten
aanvatten (ww) :
nemen, vastpakken, grijpen, beetpakken, aanpakken
accepteren (ww) :
pikken, verdragen, slikken, nemen, dulden, vreten
aangrijpen (ww) :
pakken, nemen, waarnemen, beetpakken, aanvatten
aannemen (ww) :
nemen, aanpakken, aangrijpen, aanvatten
vangen (ww) :
nemen, beetnemen, inpalmen, verschalken
naaien (ww) :
nemen, poepen, neuken, een beurt geven
bietsen (ww) :
pikken, nemen, jatten, gappen
treffen (ww) :
nemen, maken, ondernemen
pikken (ww) :
pakken, nemen, kiezen
kieken (ww) :
nemen, fotograferen
pikken (ww) :
nemen, accepteren
bedienen (ww) :
nemen

woordverbanden van ‘nemen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 121:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

nemen
geven

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c