beroven

als woordenboektrefwoord:

beroven:
(beroofd), met geweld ontnemen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

beroven (ww) :
uitkleden, leeghalen, stelen, ontnemen, te kort doen, plunderen, roven, bestelen, rippen, wegroven, uitschudden, spoliëren
beroven (ww) :
afnemen, onthouden, ontnemen, ontzeggen

als synoniem van een ander trefwoord:

ontnemen (ww) :
beroven, afnemen, nemen, afpakken, terugnemen, afzetten, wegnemen, onttrekken, onteigenen, uitdoen, benemen, depriveren
bestelen (ww) :
beroven, stelen van, oplichten, bedriegen, ontnemen, plunderen, wegnemen, beduvelen, ontfutselen, ontstelen, ontroven
ontdoen (ww) :
ontlasten, beroven, bevrijden, vrijmaken, afdoen, ontbloten, ontkleden
onthouden (ww) :
beroven, weigeren, verhinderen, ontzeggen, onttrekken, abstineren
uitschudden (ww) :
uitkleden, beroven, plunderen, overvallen
plunderen (ww) :
plukken, uitkleden, beroven, uitschudden
uitkleden (ww) :
beroven, plukken, plunderen, afstropen
plukken (ww) :
beroven, afzetten, bestelen
ontzetten (ww) :
beroven, onteigenen

woordverbanden van ‘beroven’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iets aan iemands macht of bezit ontrukken. Benemen komt alleen in bepaalde uitdrukkingen voor, z. a. iemand of zich het leven benemen, den lust benemen, enz.; berooven, ontnemen en ontrooven onderstellen meestal, dat het bezit op den ontnemer of roover overgaat. Berooven beeft een persoon tot voorwerp, de andere werkw. eene zaak. Berooven, ontrooven, ontkapen, afkapen en ontweldigen duiden altijd eene onrechtmatig ontnemen aan. Ontrooven duidt sterker het aanwenden van list of geweld aan dan ontnemen. Ontkapen en afkapen geven te kennen dat het ontnemen op behendige wijze en zeer vlug geschiedt; ontweldigen, dat het op eene ruwe wijze plaats heeft, dat er geweld bij gepleegd wordt. Het laatste woord is in de omgangstaal niet meer in gebruik; hiervoor wordt meer gezegd iemand iets met geweld afnemen. Ontfutselen én ook afhandig maken, is iets aan iemand ontnemen op sluwe, behendige wijze, hetzij voor eigen voordeel, hetzij ten bate van anderen. Bij ontfutselen staat de behendigheid, waarmede het geschiedt, sterk op den voorgrond. Iemand zijn geld ontnemen; den vijand den buit ontrooven; iemand van zijn geld berooven. Iemand zijne beurs ontfutselen. Iemand zijn geld afhandig maken.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 296:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0054 c