plunderen

als woordenboektrefwoord:

plunderen:
(geplunderd), roven, stelen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

plunderen (ww) :
leeghalen, stelen, stropen, roven, maroderen
plunderen (ww) :
plukken, uitkleden, beroven, uitschudden

als synoniem van een ander trefwoord:

stelen (ww) :
pikken, rollen, verduisteren, weghalen, jatten, klauwen, plunderen, ontvreemden, kapen, roven, snaaien, wegnemen, wegkapen, bietsen, gappen, verdonkeremanen, schoepen, jatmozen, rausjen, jatmouzen, zich toe-eigenen, achteroverdrukken, weggappen, kaaien, ratsen, rauzen, snezen
beroven (ww) :
uitkleden, leeghalen, stelen, ontnemen, te kort doen, plunderen, roven, bestelen, rippen, wegroven, uitschudden, spoliëren
bestelen (ww) :
beroven, stelen van, oplichten, bedriegen, ontnemen, plunderen, wegnemen, beduvelen, ontfutselen, ontstelen, ontroven
afstropen (ww) :
uitkleden, doorzoeken, plunderen, uitschudden, leegplukken
uitschudden (ww) :
uitkleden, beroven, plunderen, overvallen
uitkleden (ww) :
beroven, plukken, plunderen, afstropen
plukken (ww) :
plunderen

woordverbanden van ‘plunderen’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 122:

aflopen, plunderen, verwoesten

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c