geselen

als woordenboektrefwoord:

geselen:
(gegeseld), tuchtigen (met een zweep) ; hekelen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

geselen (ww) :
afranselen, kastijden, slaan, striemen
geselen (ww) :
folteren, kwellen, teisteren, treffen

als synoniem van een ander trefwoord:

slaan (ww) :
afranselen, afrossen, beuken, geselen, hameren, hengsten, houwen, kastijden, keilen, klappen geven, kleunen, knallen, knuppelen, kwakken, meppen, mishandelen, neuken, op de broek geven, pekken, petsen, raken, rammeien, rammen, ranselen, smakken, stampen, stompen, stoten, straffen, timmeren, treffen, turven, uithalen, vechten
kwellen (ww) :
bedroeven, benauwen, bestoken, dwars zitten, ergeren, folteren, geselen, hinderen, judassen, martelen, pesten, pijnigen, plagen, prangen, sarren, teisteren, tergen, tormenteren, verontrusten
afkeuren (ww) :
afbreken, afkammen, afkraken, afmaken, berispen, geselen, gispen, hekelen, kritiseren, laken, misprijzen, neersabelen, veroordelen, wraken
kastijden (ww) :
afranselen, geselen, gispen, slaan, straffen, tuchtigen

woordverbanden van ‘geselen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c