spelen

als woordenboektrefwoord:

spelen:
(gespeeld).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

spelen (ww) :
gebeuren, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, passeren, plaatsvinden, voorvallen, zich afspelen
spelen (ww) :
dollen, een spel spelen, spelletjes spelen, stoeien, dartelen, malen, zich vermaken
spelen (ww) :
bespelen, optreden, opvoeren, uitvoeren, vertonen, voorspelen, weergeven, zingen
spelen (ww) :
doen alsof, fingeren, uithangen, veinzen, voorgeven, voorwenden
spelen (ww) :
acteren, figureren, toneelspelen
spelen (ww) :
concerteren, musiceren
spelen (ww) :
friemelen, frutselen
spelen (ww) :
afdraaien, draaien
spelen (ww) :
dobbelen, gokken
spelen (ww) :
sollen, spotten

als synoniem van een ander trefwoord:

gebeuren (ww) :
geschieden, gevallen, omgaan, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, toegaan, vallen, verlopen, voorkomen, voorvallen, wedervaren, zich afspelen, zich voltrekken, zich voordoen
geschieden (ww) :
gebeuren, omgaan, optreden, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, tot stand komen, voorkomen, voorvallen, zich afspelen, zich voltrekken, zich voordoen
passeren (ww) :
gebeuren, geschieden, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voorvallen, zich afspelen
voorkomen (ww) :
bestaan, gebeuren, geschieden, gevallen, optreden, spelen, verkeren, voorvallen, zich voordoen, zijn
omgaan (ww) :
gebeuren, geschieden, passeren, plaatsvinden, spelen, voorvallen, zich afspelen
gelden (ww) :
aanbelangen, aangaan, betreffen, doelen op, heersen, meespelen, raken, spelen
stoeien (ww) :
dartelen, dollen, fikfakken, foefelen, ravotten, rollebollen, rotsen, spelen
fingeren (ww) :
doen alsof, simuleren, spelen, veinzen, verdichten, verzinnen, voorwenden
uitvoeren (ww) :
opvoeren, performen, spelen, ten uitvoer brengen, vertolken, vertonen
het geval zijn (ww) :
gebeuren, sprake zijn van, spelen, voorkomen, zich voordoen
optreden (ww) :
acteren, concerteren, performen, spelen, voorstelling geven
tonen (ww) :
schijnen, spelen, uithangen, zich voordoen als, voorkomen
dartelen (ww) :
huppelen, rollebollen, rondfladderen, spelen, springen
draaien (ww) :
afdraaien, afspelen, opzetten, spelen
opvoeren (ww) :
spelen, ten tonele voeren, vertonen
vertonen (ww) :
brengen, opvoeren, spelen, uitvoeren
poedelen (ww) :
badderen, spelen, spetteren
studeren (ww) :
instuderen, oefenen, spelen
afspelen (ww) :
afdraaien, draaien, spelen
acteren (ww) :
doen alsof, spelen
zich voordoen als (ww) :
spelen, uithangen
uitkomen (ww) :
optreden, spelen
afdraaien (ww) :
draaien, spelen
figureren (ww) :
acteren, spelen
uithangen (ww) :
spelen
weergeven (ww) :
spelen

woordverbanden van ‘spelen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

dobbelen, spelen

Door dobbelen (eigenlijk met dobbelsteenen werpen) verstaat men dikwijls zulk spelen, waarbij de inzet hoog is, en de uitkomst geheel van het toeval afhangt, terwijl bij spelen nog eenig werkzaam aandeel van het denkvermogen van den speler ondersteld wordt.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 70:

dobbelen, spelen

woorden met een verwante vorm:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c