spoor

als woordenboektrefwoord:

spoor:
v. (sporen), puntige stift; prikkel aan de hanenpoot.
spoor:
o. (sporen), indruk; afdruk; rail; spoorweg ; spoortrein.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

spoor (zn) :
rail, rails, spoorbaan, spoorlijn, spoorrail, spoorstaaf, spoorweg
spoor (zn) :
glimp, overblijfsel, relict, schijn, vlek, zweem
spoor (zn) :
spoorwegmaatschappij, trein
spoor (zn) :
voetafdruk, voetspoor
spoor (zn) :
spore
spoor (zn) :
track

als synoniem van een ander trefwoord:

zweem (zn) :
glimp, greintje, ondertoon, schijn, schijntje, snipper, spoor, tikje, vleugje, zweemsel
traject (zn) :
afstand, baan, baanvak, parcours, route, spoor, tracé, weg, weggedeelte, wegverbinding
trein (zn) :
locomotief, posttrein, spoor, spoortrein, stoomtrein, vrachttrein
indicatie (zn) :
aanduiding, aanwijzing, spoor, symptoom, teken, vingerwijzing
vlek (zn) :
klad, klodder, plek, smet, spikkel, spoor, veeg, vuiligheid
schijn (zn) :
glimp, schijntje, spoor, waas, zweem
trein (zn) :
boemel, intercity, spoor, stoptrein
overblijfsel (zn) :
spoor
poot (zn) :
spoor

woordverbanden van ‘spoor’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 108:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0033 c