wis

als woordenboektrefwoord:

wis:
bn. (-ser, -t), zeker.
wis:
v. (-sen), teen, twijg ; handvol ; strowis.
wis:
v. (-sen), vaatdoek.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

wis (zn) :
bosje, bundeltje
wis (zn) :
teen, twijg
wis (zn) :
wisdoek
wis (zn) :
zeker

als synoniem van een ander trefwoord:

bundel (zn) :
kwast, bos, pak, spullen, bagage, knot, wis, schoof, dot, bussel
bosje (zn) :
pluk, wis, bundeltje, klis
teen (zn) :
toon, wis, rijs
zeker (bw) :
natuurlijk, verzekerd, gegarandeerd, beslist, overtuigd, absoluut, ongetwijfeld, stellig, alleszins, wis, gewis, ontwijfelbaar, zekerlijk

woordverbanden van ‘wis’ grafisch weergegeven

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

wis
onwis

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c